Hallo Klasgenootjes, Bij deze de informatie die miste over het Jenaplan onderwijs. De informatie die hier onder staat komt van www.jenaplan.nl en uit eigen ervaring op stage. Ik heb geprobeert de belangrijkste dingen er uit te halen. Groetjes Emily
Peter Petersen
De grondlegger van het Jenaplanonderwijs is de Duitse pedagoog Peter Petersen (1884-1952). Peter Petersen werd in 1884 geboren in een boerengezin in een dorp in Duitsland aan de Duits-Deense grens. In 1923 werd Peter Petersen hoogleraar in de opvoedkunde. Hij kreeg daarbij de leiding van het pedagogisch seminarie en van de universitaire oefenschool in het Oostduitse Jena. Op verzoek van ouders uit de stad Jena en omgeving heeft Peter Petersen een universitaire oefenschool ingericht naar zijn vernieuwingsinzichten. Van 1923 tot 1950 is Petersen in de Duitse stad Jena actief geweest en vanaf 1928 werkte zijn vrouw Else Petersen met hem samen. De laatste jaren van zijn leven zijn bijzonder bitter geweest: zijn levenswerk in Jena, een stad in de voormalige Duitse Democratische Republiek werd systematisch afgebroken. Een jaar voor zijn dood in 1952 werd de universiteitsschool van Jena gesloten, omdat de politieke leiders vonden dat deze school politiek gezien een zeer gevaarlijk overblijfsel vormde van de Weimar-republiek.
De 20 Basisprincipes van het Jenaplan onderwijs.
Hieronder staan de 20 punten genoemd die de fundering vormen voor het Jenaplan onderwijs. Een aantal van de dingen die hieronder genoemd worden heb ik dik gedrukt, dit omdat dit dingen zijn die mij in mijn stage extra zijn opgevallen.
- Elk mens is uniek; zo is er maar 1. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
- Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, sexuele gerichtheid, sociaal milieu religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil uitmaken.
- Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen; met de zintuiglijke waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur; met de niet zintuigelijk waarneembare werkelijkheid.
- Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken
- Elk mens wordt als een cultuurdrager en -vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
- Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
- Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.
- De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
- In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
- In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef-en belevingswereld dan de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
- In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen.
- In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
- In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren.
- In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In dit alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol.
- In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
- In de school vinden gedrags-en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in samenspraak met hem.
- In de school worden verandering en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.
Heterogene Groepen
Zoals hierboven in de 20 punter terug te vinden is, maken ze op het jenaplan onderwijs gebruik van Heterogene groepen. Dit wil zeggen dat er verschillende ''klassen'' door elkaar zitten.
Mijn stage school (Basisschool de Bijenkorf) verdeelt de kinderen in drie onderdelen.
Mijn stage school (Basisschool de Bijenkorf) verdeelt de kinderen in drie onderdelen.
- O = Onderbouw of Kleuters
- M = Middenbouw of Groep 3/4/5
- B = Bovenbouw of Groep 6/7/8
Een dag in Klas B6 vad de Bijenkorf
- Bij binnenkomst begroet de leerkracht alle kinderen, ook maakt hij nog even een praatje met een paar ouders. Op de maandag en de woensdag begint de klas in de kring. Maandag vertellen ze over het weekend, woensdag over een onderwerp uit het nieuws of over een boek dat een kind heeft meegebracht voor de vertelkring.
- Na de kring, of als er geen kring is, pakken de kinderen hun etui en gaan ze naar hun eigen rekenplek. De 8e jaars blijven in de klas en de 6e en 7e jaars gaan naar andere lokalen. Wel komen er 8e jaars van twee andere klassen er in de klas bij zitten. Dit omdat de rekenles in tegenstelling tot andere lessen wel in homogene groepen gegeven wordt. De rekenles wordt het instructieuurtje genoemd. De kinderen krijgen uitleg over een bepaald onderwerp en daarna gaan ze in hun rekenschriften aan de slag met de nieuwe stof. In deze tijd worden ook vaak toetsen afgenomen die alleen voor een bepaalde jaargroep bedoelt zijn. Denk hierbij aan CITO's en andere toetsen.
- Na de rekenles gaat iedereen weer terug naar het eigen lokaal voor leestijd. De kinderen hebben eigen leesboeken en mogen lezen in tijdschriften en informatieboeken. Op school zijn er speciale boekjes aanwezig om te achterhalenof de kinderen gesnapt hebben wat ze hebben gelezen. Hier wordt alleen niet veel gebruik van gemaakt.
- Na het lezen is de kleine pauze. Alle kinderen gaan naar buiten, behalve als je een blessure of iets dergelijks hebt.
- Als de kleine pauze is afgelopen krijgen de kinderen werktijd. In deze tijd pakt de leerkracht af en toe kleine groepjes bij zich om bepaalde onderwerpen van taal of spelling. Verder werken de kinderen in aangewezen taken voor die week. De kinderen weten welke taken zij moeten maken en doen dit zelfstandig. Ze moeten zelf plannen om alles aan het einde van de week af te hebben en zelf te hebben nagekeken.
- Dan is er tijd voor een les. Dit kan geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde o.i.d. zijn. Deze vakken krijgen ze meestal in blokken van een paar weken. Dan gaan de kinderen zelf bepaalde onderwerpen uitpluizen. Zo heb ik een aantal lessen gegeven over de romeinen waarbij de kinderen zelf informatie hebben gezocht voor een muurkrant.
- Na de geschiedenis les hebben de kinderen grote pauze. Op school is een continue rooster, dus niemand gaat tussen de middag naar huis. Er komen ouders in de klas om te helpen bij het eten en om de kinderen te begeleiden bij het binnen en buiten spelen als de leerkrachten zelf gaan eten. Er is een rooster gemaakt waarbij er van alle ouders verwacht wordt dat zij een keer meehelpen. Als ze dit niet lukt moeten ze zelf vervanging regelen.
- In de middag wordt er meestal verder gewerkt aan lopende projecten. Dit zijn onderzoeken waar de kinderen mee bezig zijn, of dingen die nog afgemaakt moeten worden. Ook wordt er geknutseld of iets anders leuks gedaan. Soms wordt een les ook afgemaakt waarbij dat in de ochtend niet is gelukt.
Naast dit rooster worden er vaak dingen georganiseert. Dit zijn vieringen op eigenlijk alle feestdagen. Bij een viering kun je je als klas opgeven om een optreden te doen op het podium. Daarnaast worden er met de hele school liedjes gezongen.
Ook krijgen de kinderen twee keer in de week gym.
Viering
Hieronder kun je een indruk krijgen van wat er allemaal bij een viering gebeurt.
De gouden Bijdrage!
Wat naar mijn idee de gouden bijdrage is aan deze onderwijsvorm is dat er op mijn stage niet gekeken wordt naar het 100 dingen in een dag proppen. Dit heb ik op andere scholen namelijk wel ervaren. De lessen op mijn stageschool zijn langer. Hierdoor heb je wel minder herhaling van de lessen, maar dit is niet nodig omdat je in een les dieper op de stof ingaat.
Hierbij moet ik wel zeggen dat elke Jenaplan school anders is en dat dit een punt is dat ik op de Bijenkorf heb opgepakt.
Hierbij moet ik wel zeggen dat elke Jenaplan school anders is en dat dit een punt is dat ik op de Bijenkorf heb opgepakt.